Toelichting grondslagen voor waardering Rep-Bep

Toelichtingen Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 

Inleiding 
De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) daarvoor geeft. 

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden. 

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden alleen genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen, als zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. 

Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baten genomen in het jaar waarop het dividend betrekking heeft. 

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen en/of schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke. 

Voor arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorzieningen getroffen of op andere wijze verplichtingen opgenomen. De referentieperiode is vier jaar, gelijk aan de referentieperiode van de meerjarenraming. Als er sprake is van schokeffecten wordt een voorziening gevormd. 

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector (WNT).  

Balans
Vaste activa 
Artikel 59 BBV beschrijft het onderscheid tussen investeringen met uitsluitend maatschappelijk nut in de openbare ruimte en investeringen met een (beperkt) economisch nut. Investeringen die op enigerlei wijze kunnen leiden tot of bijdragen aan het verwerven van inkomsten zijn investeringen met economisch nut.  
De vraag of de investering geheel kan worden terugverdiend is niet relevant voor de classificatie. 

Materiële vaste activa met economisch nut
De materiële vaste activa met economisch nut zijn gewaardeerd tegen de verkrijging- of vervaardigingprijs. Specifieke investeringsbijdragen van derden worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. In die gevallen wordt op het saldo afgeschreven. De nog niet in exploitatie genomen bouwgronden zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, dan wel lagere marktwaarde. 

Investeringen worden vanaf het moment van ingebruikneming in principe lineair afgeschreven.
De afschrijvingstermijn is gelijk aan de te verwachten levensduur waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde. Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven. Op grond van artikel 65 van het BBV wordt bij de waardering van de vaste activa rekening gehouden met een vermindering van de waarde. Op de waarde van activa met economisch nut mogen vanaf 1-1-2004 reserves niet meer rechtstreeks in mindering worden gebracht. Investeringssubsidies en andere bijdragen van derden mogen wel in mindering worden gebracht. Compensabele BTW wordt niet geactiveerd.  

Alle afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in de financiële verordening artikel 212 Gemeentewet, welke door de raad is vastgesteld op 20 september 2023.

De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren: 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:
maximaal 40 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden; 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. 

Start afschrijving gemeente: Op moment van betaling laatste rekening (geautomatiseerd) 
Start afschrijving het Werkbedrijf De Bolder: Eind van de maand van ingebruikstelling.  
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.   

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in: 
15-25 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;  
40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen; 
40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen; 
5-15 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;  
25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen; 
25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen; 
15-20 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen; 
10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;  
10 jaar: telefooninstallaties;  
4 jaar: Ipads;
3 jaar: mobiele telefoon;
5 jaar: automatiseringsapparatuur zoals computer, laptop, Wifi, servers en ICT omgeving;
5-10 jaar: software (initiële kosten);
10 jaar: kantoormeubilair;
8 jaar: motorvaartuigen;
5-12 jaar: zware transportmiddelen;  
5-12 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;
5-10 jaar machines, apparaten en installaties van het leer-werkbedrijf De Bolder. 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:
15 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;
40 jaar: wegen, pleinen en rotondes;
15 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;
15 jaar: geluidswallen;  
25 jaar: openbare verlichting armaturen;
40 jaar: openbare verlichting masten;
10-15 jaar: straatmeubilair;
40 jaar: duikers > € 100.000; 

Financiële vaste activa 
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht. 

Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (“kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen” in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingprijs van de aandelen. Als de waarde van de aandelen onverhoopt structureel mocht dalen tot onder de verkrijgingprijs zal afwaardering plaatsvinden. Dit is in het rekeningjaar niet gebeurd. De actuele waarde van de aandelen ligt ruim boven de verkrijgingprijs. 
 
De in erfpacht uitgegeven percelen zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening in aanmerking is genomen).  Percelen waarvan de erfpacht eeuwigdurend is afgekocht zijn tegen een geringe registratiewaarde opgenomen. 

Op grond van artikel 36 BBV worden in de balans onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen: 

  • Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen. 
  • Langlopende leningen aan deelnemingen, woningbouwcorporaties en overige verbonden partijen. 
  • Overige langlopende leningen. 
  • Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer. 
  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Het begrip “rentetypische looptijd” verdient een toelichting. Het gaat bij dit begrip om de definitie vanuit de Wet Fido en is ingegeven door beheersing van renterisico’s. De definitie luidt: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding. Voor een uitzetting die een looptijd kent van 10 jaar met een vaste rente, geldt dat deze altijd als vast activum moet worden opgenomen ook al resteert er minder dan 1 jaar van de oorspronkelijke looptijd. 

Van een “deelneming” is krachtens artikel 1d BBV sprake als een gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een N.V. of B.V.  

Vlottende activa
Voorraden 

De overige grond- en hulpstoffen (magazijnvoorraden) worden gewaardeerd tegen standaard verrekenprijzen die zijn gebaseerd op de gemiddelde betaalde inkoopprijs. Verschillen tussen de standaard verrekenprijs en betaalde inkoopprijs worden als resultaat verantwoord. Incourante voorraden worden afgewaardeerd naar marktwaarde.  

De als “onderhanden werken” opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingprijs dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijpmaken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. 
Winsten uit de grondexploitatie worden alleen genomen als en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Zolang daarvan geen sprake is worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingkosten in mindering gebracht.
Gerede producten worden gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde als de marktwaarde lager is dan de kostprijs. Dat laatste doet zich voornamelijk voor als voorraden incourant worden.  
De kostprijs bestaat uit de verrekenprijzen van grond- en hulpstoffen en de loon- en machinekosten die aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. 

Vorderingen en overlopende activa 
De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt bepaald op basis van de geschatte inningskansen. 

Liquide middelen en overlopende posten
Deze activa worden tegen nominale waarde opgenomen. 

Voorzieningen
Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. De voorziening APPA regeling en pensioen oud wethouders worden gewaardeerd op de contante waarde van de doelvermogens.
De onderhoudsegalisatievoorzieningen zijn gebaseerd op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke kapitaalgoederen, waarbij rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die hier voor geformuleerd zijn.   

  • Voorzieningen worden op grond van artikel 44 BBV gevormd voor:
    verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op balansdatum onzeker is doch redelijkerwijs te schatten.
  • Bestaande risico's op balansdatum ter zake van verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs te schatten is. 
  • Kosten die in een volgend begrotingsjaar worden gemaakt maar de oorsprong hebben in het begrotingsjaar of een eerder begrotingsjaar en de voorziening strekt tot kostenegalisatie.
  • Van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de van Europese- en Nederlandse overheidslichamen ontvangen voorschotbedragen. 

Vaste schulden
Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer.
De aflossingen die binnen een jaar vervallen, worden uitsluitend in de toelichting apart vermeld evenals de daarmee gepaard gaande rentelast in het betreffende begrotingsjaar. Rubricering onder de vlottende passiva is niet toegestaan. 

Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.